Faculteit rechten helpt lokale besturen met circulaire transitie

Stevenvangarsse Stevenvangarsse

Circulaire economie is hot! Van bedrijfsstrategieën en overheidsbeleid tot in reclamefolders: overal zie je de term opduiken. En toch blijkt uit onderzoek van het Centrum voor Milieukunde (CMK UHasselt) en het Smart City Institute (Universiteit Luik) dat veertig procent van de Vlaamse lokale besturen nog niet bezig is met circulariteit. “Maar zestig procent zet er dus wél actief op in, en daarmee scoort Vlaanderen absoluut niet slecht”, nuanceren drs. Benoit Ruysschaert (BEW) en prof. dr. Steven Van Garsse (REC) in het jongste nummer van het UHasselt Magazine.

VAN LINEAIR NAAR CIRCULAIR

Wat moeten we verstaan onder circulaire economie?

STEVEN VAN GARSSE: “Circulaire economie betekent een radicale breuk met het klassieke, lineaire economische model, waarin producten worden gebruikt en weggegooid. Het draait om het maximaliseren van de waarde van producten en materialen door ze zo lang mogelijk in de kringloop te houden.”

BENOIT RUYSSCHAERT: “Waar het klassieke economische model focust op het toevoegen van nieuwe waarde, wil je die waarde in de circulaire economie zo veel mogelijk vasthouden. Dat vereist een totaal nieuwe mindset: niet alleen voor bedrijven en overheden, maar ook voor consumenten.”

STEVEN VAN GARSSE: “Het veronderstelt dat je niet langer denkt in termen van bezit, en je jouw behoeften anders gaat definiëren. Eigenlijk heb je geen wagen nodig, maar een mobiliteitsoplossing. Met een deelwagen, deelfiets of busabonnement kan je die behoefte op een duurzamere manier inlossen. En bedrijven en overheden hoeven niet per sé om de vijf jaar nieuw meubilair aan te kopen. Ze zouden ook een leasecontract kunnen afsluiten met een bedrijf dat hergebruikt materiaal uitleent.”

Waarom is er in dit verhaal zo een belangrijke rol weggelegd voor lokale besturen?

BENOIT RUYSSCHAERT: “Lokale besturen kunnen dit abstracte concept als geen ander vertalen naar heel concrete lokale behoeften. Met hun initiatieven kunnen ze tastbare resultaten boeken die burgers inspireren. Hasselt creëerde bijvoorbeeld circulaire hubs, zoals een fietsbibliotheek, maar elk stads- of gemeentebestuur kan op zijn eigen manier inspelen op specifieke aspecten. Hasselt richt zich als winkelstad bewust erg op de retailsector, terwijl Genk zich concentreert op de industrie, en het landelijke Kortessem projecten rond voedselproductie stimuleert.”

STEVEN VAN GARSSE: “Bovendien hebben lokale besturen een voorbeeldfunctie. Door de circulaire mindset te omarmen en te implementeren, kunnen ze een aanzienlijke impact creëren. Gemeentebesturen zijn immers niet alleen verantwoordelijk voor het aankoopbeleid van het gemeentehuis, maar ook voor dat van veel scholen, woonzorgcentra en recyclageparken. Als zij zelf circulair gaan aankopen, creëren ze daarmee ook de vraag naar meer circulaire producten. Hun kracht is in dit verhaal niet te onderschatten.”

NIET DE SLECHTSTE VAN DE KLAS

Maar – dat blijkt uit jullie recent onderzoek – zij spelen die rol vandaag nog onvoldoende. Veertig procent van de Vlaamse steden en gemeenten is nog niet bezig met circulariteit.

BENOIT RUYSSCHAERT: “Maar zestig procent is er dus wél al mee bezig. Grote steden als Hasselt, Leuven en Mechelen lopen hierin voorop, maar met bijna 600 lokale besturen in België zijn er ook veel kleinere spelers die slechts beperkte middelen en mankracht kunnen inzetten voor milieu, energie en duurzaamheid.”

STEVEN VAN GARSSE: “Voor hen is het absoluut niet eenvoudig om die ommezwaai te maken. Lokale besturen moeten zich bij hun aankoopbeleid sowieso al houden aan bijzonder complexe overheidsopdrachtenwetgeving. Als je dan ook nog eens de overstap wil maken naar een circulaire economie, wordt dat helemaal een uitdaging. Dan moet je je overheidsopdrachten bijsturen, je behoeftes anders definiëren en andere procedures en contractvormen gebruiken. Dat vraagt veel expertise die in kleinere gemeenten niet altijd voorhanden is. Dat is zeker een barrière. Dat blijkt ook uit het onderzoek dat we in het kader van het Europese Sapiens-project voeren.”

Ook in het buitenland moeten lokale besturen zich aan een gelijkaardige wetgeving houden. Doet men het daar beter?

BENOIT RUYSSCHAERT: “De Scandinavische landen staan op dat vlak al verder, maar dat heeft ook met hun financiële draagkracht te maken. In de Zweedse stad Gotenburg werken bijvoorbeeld maar liefst 44.000 mensen voor de lokale overheid, terwijl de stad niet in grootte vergelijkbaar is met Antwerpen. In zo´n immense organisatie zijn er gewoonweg meer middelen om aan veranderingstrajecten te werken en kan je daar vanzelfsprekend een grotere impact mee creëren. Ook in Nederland vinden innovaties in het algemeen wat sneller ingang dan bij ons. Maar dat heeft dan weer te maken met hun eenvoudigere staatsstructuur en een meer veranderingsgezinde mentaliteit. Waar Belgen doorgaans sterk gehecht zijn aan hun auto, zit dat veel minder diepgeworteld in de Nederlandse cultuur.”

STEVEN VAN GARSSE: “Maar we doen het hier in Vlaanderen absoluut niet slecht. In het Europese landschap hinken we helemaal niet achterop. Integendeel, we doen het beter dan gemiddeld. Met Vlaanderen Circulair hebben we de voorbije jaren heel wat succesvolle initiatieven genomen.”

GEBREK AAN MIDDELEN EN EXPERTISE

Het ontbreekt de Vlaamse gemeenten en steden dus niet aan goede wil?

BENOIT RUYSSCHAERT: “Absoluut niet. Dat blijkt ook uit de bevragingen. De meeste lokale besturen zijn resoluut overtuigd van de meerwaarde, maar worstelen met een tekort aan kennis en middelen. Europa heeft welliswaar grote budgetten ter beschikking gesteld voor de circulaire transitie, maar die belanden vaak bij de grotere steden. Een kleine gemeente mist soms de mankracht om het subsidiedossier op te stellen, op te volgen en uit te voeren.”

STEVEN VAN GARSSE: “Dat is ook een van de redenen waarom we in Vlaanderen nu inzetten op fusies: om hun bestuurskracht op te krikken. Om de circulaire transitie in steden en gemeenten in goede banen te leiden, volgt Vlaanderen daarom een strategie van proeftuinen. Men investeerde fors in pilootprojecten, om daaruit voorbeelden te destilleren die inspireren en breder uitgerold kunnen worden. Dat blijkt een goede strategie.”

BENOIT RUYSSCHAERT: “Vandaag zitten we nog maar aan het begin van de adoptiecurve met twintig à dertig procent van de lokale besturen, die strategisch inzetten op circulariteit.

Maar door al die kleine pilootprojecten bereiken we stilaan wel een kritische meerderheid. Als we lessen trekken uit al die initiatieven, dan ziet de toekomst er positief uit.”

LOKAAL IMPACT CREËREN

Hoe proberen jullie – vanuit jullie academische expertise – lokale besturen bij deze uitdagingen te ondersteunen?

BENOIT RUYSSCHAERT: “Ik zetel persoonlijk bij Vlaanderen Circulair in het programma van de lokale besturen. Zo probeer ik mijn expertise heel direct te vertalen naar de praktijk om lokaal impact te creëren. Daarnaast heb ik ook al verschillende workshops, rond topics zoals het aankoopbeleid, gegeven voor lokale besturen om hen te informeren over mijn onderzoeksresultaten.”

STEVEN VAN GARSSE: “Vanuit de faculteit Rechten zijn we betrokken bij het Steunpunt Circulaire Economie (CE Center). We voeren beleidsondersteunend onderzoek en analyseren beleidsinstrumenten en strategieën die bijdragen aan de circulaire transitie. Ons recente rapport toonde bijvoorbeeld aan dat verschillende btw-maatregelen daar een rol in kunnen spelen. Daarnaast participeren we in projecten voor lokale besturen waarbij we juridische ondersteuning bieden, modelcontracten opstellen en workshops organiseren. Al die initiatieven helpen uiteraard, maar om van de circulaire transitie bij lokale besturen echt een succes te maken, is nog veel meer nodig. Europese regulering, zoals rond de verplichte herstelbaarheid van smartphones, kan complexe aanbestedingsprocedures voor lokale inkopers vergemakkelijken. Het succes van de circulaire transitie vereist een samenspel van heel wat verschillende schakels. Wetgeving, inhoudelijke ondersteuning en inspirerende voorbeelden van lokale initiatieven: daar moeten we allemaal op inzetten.”