Een goede zoekactie formuleren

Zoektermen selecteren

Om kwalitatieve zoekresultaten te krijgen, is het van belang om eerst je onderwerp nauwkeurig te verkennen, af te baken en vervolgens de juiste zoektermen te bepalen. Hiervoor kan je gebruik maken van algemene zoekmachines, naslagwerken en wetenschappelijke/reviewtijdschriften.

Eens je op basis van je doelstelling of het opgegeven onderwerp een scherp geformuleerde probleemstelling hebt geformuleerd, kun je een beperkt aantal sleutelwoorden vaststellen en deze aanvullen met vertalingen, synoniemen en gerelateerde termen om tot een goede set zoektermen te komen.

Hou daarbij steeds rekening met een aantal kernvragen: Wat is je precieze doel of opdracht? Wat mag je (zeker niet) doen? Hoever mag/moet je gaan in het opzoeken van informatie over je onderwerp? Tegen wanneer moet alles klaar zijn?

Je onderwerp verkennen en afbakenen

In eerste instantie informeer je je over het onderwerp om relevante zoektermen te vinden, maar ook om je onderwerp af te bakenen en na te gaan welke deelaspecten het mogelijk bevat.

Je kan dit doen door:

  • gebruik te maken van algemene zoekmachines op het internet;
  • een beroep te doen op (online) naslagwerken (encyclopedieën, woordenboeken...);
  • wetenschappelijke en/of review tijdschriften door te nemen...

Tip: Zoekmachines met clustering (zoals Carrot) zijn vaak ook geschikt om snel deelaspecten van een bepaald domein te vinden. Bij deze zoekmachines wordt er naast de  zoekresultaten een lijstje weergegeven van deelaspecten van het domein en/of aanverwante onderwerpen.

Ter inspiratie, kun je ook AI | Large Language Models (zoals ChatGPT) inschakelen om zo de diverse deelgebieden van een onderwerp te leren kennen. Hou wel rekening met de beperkingen van deze hulpmiddelen: de antwoorden zijn gebaseerd op de beschikbare trainingsdata en niet altijd even betrouwbaar.

Chat-GPT : subfields

Je probleemstelling formuleren

Na de eerste verkenning en afbakening, giet je je onderwerp in een specifieke en scherpomlijnde probleemstelling die doorgaans een antwoord geeft op vragen als ‘Wie?’, ‘Wat?’, ‘Waar?’ en ‘Wanneer?’.

Je bepaalt ook of je kiest voor een kwalitatieve benadering, dan wel een kwantitatieve aanpak, waarbij de analyse van cijfermateriaal centraal staat of een combinatie van beide.

Je vraagstelling wordt bovendien bepaald door het type onderzoek dat je wil uitvoeren. Dat kan bijvoorbeeld eerder beschrijvend, vergelijkend, evaluerend of verklarend zijn, of zich toespitsen op trends of verbanden.

Voorbeeld:

Stel dat je een paper moet maken over welke rol energie speelt in het gedrag van dieren. Op basis van de exploratieve fase en enkele eenvoudige vragen kom je tot een duidelijk afgebakende probleemstelling.

Die probleemstelling mag niet te ruim zijn. Pronkgedrag bij vogels is bijvoorbeeld te algemeen als vraagstelling. Met vraagwoordvragen (W-vragen) kom je tot een concretere onderzoeksvraag.

  • Wie? Vogels
  • Wat? De energiekost van pronkgedrag van vogels
  • Waar? Wereldwijd
  • Wanneer? Tijdens het paar- of baltsseizoen
  • Waartoe dient het werkstuk? Vraagstelling gedragsecologie

Probleemstelling: ‘Wat zijn de kosten van pronkgedrag van vogels tijdens het paarseizoen in termen van hun energiehuishouding?’

PICO(T) en PEO

Vooral bij klinisch en evidence based onderzoek kan je onderzoeksvraag ook worden geformuleerd als een PICO(T) of PEO vraag. Je denkt dan na over:

  • Population | patient | problem: Welke (sub)groep van individuen, welk probleem of welk fenomeen ga je bestuderen?
  • Intervention of indicator: Welke ingreep of factor(en) bestudeer je?
  • Comparison: Welke groep individuen of fenomenen gebruik je als vergelijkingsmateriaal? Waarmee hou je nog rekening?
  • Outcome (of interest): Wat is het verwachtte resultaat of doel?
  • Timeframe: Over welke periode | welk tijdsverloop gaat het?

Voorbeeld:

  • Hoe beïnvloedt regelmatige lichamelijke activiteit (I) in vergelijking met geen lichamelijke activiteit (C) de glycemische controle (O) gedurende een periode van 12 maanden (T) bij volwassen patiënten met type 2 diabetes (P)?

of

  • Population: Welke (sub)groep bestudeer je?
  • Exposure to preexisting conditions: Welke omstandigheden zijn van toepassing op deze subgroep?
  • Outcome: Wat is het verwachtte resultaat of doel?

Voorbeeld:

  • Wat is het effect van dagelijkse lichamelijke oefening (E) op academische prestaties (O) bij schoolgaande kinderen (P)?

In je literatuurstudie ga je op zoek naar informatie over elk van de bevraagde factoren.

FINER

Of je een goede onderzoeksvraag te pakken hebt, kun je achterhalen via het FINER framework (Hulley et al. (2007). Designing Clinical Research. Lippinkot, Williams & Wilkins)

  • Feasible:  Is het geplande onderzoek haalbaar?
  • Interesting: Is de vraag interessant voor de onderzoeksgemeenschap?
  • Novel: Brengt het onderzoek nieuwe inzichten?
  • Ethical: Overschrijd je geen ethische grenzen?
  • Relevant: Is je vraag relevant voor de onderzoeksgemeenschap en andere stakeholders?

Daarnaast zijn ook deze factoren belangrijk om een duidelijk zicht te krijgen op je opdracht en doel:

  • Tijd: Referenties opzoeken en documenten lezen kost tijd en je moet die voor jezelf realistisch indelen.
  • Omvang: Mag je je beperken tot recente literatuur of moet je een exhaustieve literatuurlijst opstellen en dus ook oudere literatuur doornemen?
  • Opdracht: Moet je enkel literatuur verzamelen of moet je de gevonden artikels ook kritisch met elkaar vergelijken?

Van probleemstelling tot sleuteltermen en zoektermen

Via de kernbegrippen of sleutelwoorden van je probleemstelling kan je heel gericht zoeken naar de gewenste informatie.

Voorbeeld:

  • Probleemstelling: Wat zijn de kosten van pronkgedrag van vogels tijdens het paarseizoen in termen van hun energiehuishouding?
  • Sleutelwoorden: pronkgedrag, vogels, paarseizoen, energiehuishouding

De kunst bestaat erin om met zo weinig mogelijk zoektermen zoveel mogelijk relevante en zo weinig mogelijk irrelevante publicaties terug te vinden.

Je kom tot tot een performante set van zoektermen als je de sleutelwoorden van je probleemstelling verder aanvult met:

  • vertalingen;
  • synoniemen;
  • afleidingen (bv. de enkelvouds- en meervoudsvorm);
  • engere en/of ruimere en/of gerelateerde termen...

Je kunt inspiratie opdoen in naslagwerken en (gespecialiseerde) woordenboeken, maar ook Large Language Models | AI kunnen helpen om tot een geschikte lijst zoektermen te komen. Opnieuw is voorzichtigheid geboden vanwege de beperkingen van deze hulpmiddelen. De resultaten hangen af van het beschikbare trainingsmateriaal en moeten steeds worden gecontroleerd. Dit geldt trouwens ook voor automatische vertalingen van termen.

ChatGPT ) keywords

Tips om relevante zoektermen te vinden

  • Verken je onderwerp via algemene zoekmachines, (online) naslagwerken...
  • Je kunt ook Large Language Models | AI inschakelen om te brainstormen over geschikte zoektermen. Hou zoals steeds rekening met de beperkingen van deze hulpmiddelen: de resultaten zijn erg afhankelijk van de beschikbare trainingsdata en moeten dus steeds worden gecontroleerd.
  • Gebruik de correcte terminologie. Om die te vinden, zijn er drie methodes:
  1. Tweefasig zoeken
    Voorbeeld: Je wil een paper schrijven over het syndroom van Gilles de la Tourette
    - Fase 1: Voer een term in bij Google die het dichtst aanleunt bij wat je zoekt, bijvoorbeeld 'Tourette'. Dan zie je in de resultatenlijst verschillende keren de term 'Tourette Syndrome' staan. Dit is de wetenschappelijke naam voor het syndroom van Gilles de la Tourette.
    - Fase 2: Zoek met de trefwoorden 'Tourette Syndrome'
  2. Trefwoorden gebruiken uit degelijke referentiewerken
  3. Trefwoorden gebruiken uit een thesaurus

Baken voldoende af: zoektermen dienen zo specifiek mogelijk het onderwerp van de zoekopdracht te omschrijven, anders wordt het aantal zoekresultaten veel te groot en irrelevant Als je zoekt naar informatie over de anatomie van de mens, zoek dan niet op "anatomy" maar op "human anatomy" (en mogelijke synoniemen).

De meeste zoekrobots en zoekfuncties van online databanken negeren hoofdletters, accenten en leestekens.

Zoektermen combineren

Combineer je zoektermen met Booleaanse operatoren (AND, OR, NOT) tot een performante zoekopdracht die je kunt gebruiken in een catalogus of databank (bv. de UHasselt Discovery Service).

Met truncatietekens (wildcards) vind je verschillende varianten van een zoekterm (bv. Herodot* voor Herodotos en Herodotus of wom?n voor woman en women).

Gebruik aanhalingstekens voor exacte woordcombinaties (bv. "Martin Luther King") en de geavanceerde zoekfuncties (advanced search) van databases en catalogi. Daarmee kun je namelijk zoeken in verschillende velden en je zoekresultaten filteren op verschillende selectiecriteria.

Booleaanse operatoren (AND, OR, NOT)

Om zeer specifieke en gerichte informatie over je onderwerp terug te vinden, moet je zoektermen op een doordachte manier met elkaar combineren. Dat kan o.a. via booleaanse operatoren (AND | OR | NOT).

AND

AND Diagram

Hiermee zoek je enkel naar informatie die beide zoektermen bevat. Als je gewoon meerdere zoektermen na elkaar intypt, zal de zoekmachine deze zoektermen automatisch combineren met deze Booleaanse AND-operator. In wiskundige termen heet dit de doorsnede.

  • Voorbeeld: '"estrous cycle" AND birds'
  • Voordeel: vele zoekresultaten zijn relevant.
  • Nadeel: niet alle relevante zoekresultaten worden hiermee gevonden.

OR

OR Diagram

Hiermee zoek je naar informatie die ten minste één van beide zoektermen bevat. In wiskundige termen heet dit de unie.

  • Voorbeeld: '"estrous cycle" OR birds'
  • Voordeel: vele relevante zoekresultaten gevonden.
  • Nadeel: ook heel wat niet-relevante zoekresultaten gevonden.

NOT

NOT Diagram

Hiermee zoek je naar informatie die de eerste maar niet de tweede zoekterm bevat. In wiskundige termen heet dit het verschil.

  • Voorbeeld: '"estrous cycle" NOT birds'
  • Voordeel: minder en relevantere zoekresultaten.
  • Nadeel: gevaar om relevante zoekresultaten uit te sluiten.

Let op

  • Verwar niet met de gewone spreektaal. Als je zegt 'Ik wil alles weten over katten en honden', dan zoek je naar informatie die over katten of over honden of over beide dieren gaat. Deze 'EN' uit de spreektaal komt dus overeen met de Booleaanse OR-operator.
  • Gebruik hoofdletters voor de operatoren, anders worden ze door de zoekfunctie als een 'gewoon' trefwoord beschouwd.
  • Als je meerdere Booleaanse operatoren met elkaar combineert, gebruik dan haakjes. Ze geven prioriteit aan de zoektermen binnen de haakjes en verduidelijken de zoekactie.
  • Bij Google wordt enkel het -teken gebruikt en niet NOT. Bijvoorbeeld jaguar speed -car of pandas -site:wikipedia.org.

 Diagram Booleaanse operatoren

Truncatietekens (wildcards)

Je maakt best gebruik van een truncatieteken of wildcard om gelijkende zoektermen op een gemakkelijke manier met elkaar te combineren. De twee belangrijkste truncatietekens zijn:

* (asterisk)

De wildcard '*' gebruik je ter vervanging van één of meerdere karakters. Je kan dit teken meestal enkel achteraan de woordstam gebruiken.

  • Voorbeeld: 'appel*' voor 'appel', 'appels', 'appelboom', ...

? (vraagteken)

De wildcard '?' gebruik je ter vervanging van één karakter. Je kan dit teken gebruiken achteraan het woord en in sommige databanken ook midden in een woord.

  • Voorbeelden: 'appel?' voor 'appel' en 'appels' (maar dus niet voor appelboom); 'wom?n' voor 'woman' en 'women'

Tips

Het is de kunst om niet té vroeg of té laat te trunceren in een woord. Als je op zoek bent naar informatie over obesitas, typ je dus best 'obes*' en niet bijvoorbeeld 'ob*'.


Let op! Bij een minderheid van de beschikbare databanken worden de functies van * en ? bij een zoekopdracht omgekeerd gebruikt.

Als je enkel zoekresultaten wil terugvinden die de ingegeven zoektermen in exact dezelfde volgorde moeten bevatten, plaats dan je zoektermen tussen "dubbele aanhalingstekens". Op die manier vermijd je irrelevante zoekresultaten.

  • 'Martin Luther King' geeft zoekresultaten over Martin Luther King (20ste eeuw), maar ook over Martin Luther (16de eeuw) in combinatie met een of andere koning.
  • "Martin Luther King" geeft enkel zoekresultaten over Martin Luther King (20ste eeuw).
  • "Martin Luther" NOT "Martin Luther King" geeft enkel zoekresultaten over Martin Luther (16de eeuw), maar niet over Martin Luther King (20ste eeuw).

Filters en zoekvelden specifiëren

Filters

Filters zijn functies waarmee je in een zoekopdracht de zoekresultaten kunt beperken. Bij online databanken/catalogi worden filters meestal aangeboden via de Advanced search-optie. Filters die je in de zoekfunctie van vrijwel elk online databank kunt vinden zijn:

  • de titel;
  • de auteur;
  • de uitgever;
  • de publicatiedatum;
  • het soort publicatie (artikel, boek, dissertatie en dergelijke).

Het aanbod van andere filters varieert nogal eens per databank.

Zoekvelden specifiëren

Bij geavanceerd zoeken is het vaak mogelijk om op verschillende velden tegelijk te zoeken. Zo kan je bijvoorbeeld een bepaalde titel van een bepaalde auteur opvragen. Hieronder een voorbeeld van het gebruik van verschillende zoekvelden en filters in de zoekinterface van JSTOR - advanced search:

JSTOR Advanced search