Project R-6145

Titel

Het Unidroit verdrag inzake gestolen of onrechtmatig uitgevoerde cultureelgoederen (1995): een kritische analyse (Onderzoek)

Abstract

Dit onderzoek bestudeert de juridische implicaties van het 1995 Unidroit verdrag inzake gestolen of onrechtmatig uitgevoerde culturele goederen. Het verdrag bestaat nu al twintig jaar en vormt de laatste poging om een oplossing te vinden voor de illegale handel in kunstvoorwerpen. Na de totstandkoming van het verdrag werd er enerzijds veel kritiek geformuleerd over de tekortkomingen van de bepalingen van het verdrag om de illegale handel tegen te gaan. Er werd, onder andere, benadrukt dat de bepalingen van het verdrag de toekomst weinig zou beïnvloeden en dat het verdrag een doodgeboren kind was. Anderzijds heeft UNESCO aangeraden om partij te worden aan beide documenten, aangezien ze samen een effectief mechanisme in de strijd tegen de illegale kunsthandel vormen. Desondanks, het verdrag werd nauwelijks geratificeerd, en alleen zesendertig staten zijn tot heden partij geworden. De meningen over het Unidroit verdrag liepen uiteen. Deze diversiteit aan opinies leidt tot de volgende vraagstelling: welke positieve eigenschappen en zwaktes van het 1995 Unidroit regime beïnvloeden het uitsluitsel van staten om ervoor te kiezen partij te worden van het Unidroit instrument? Deel I van deze contributie bestudeerd de mechanismen die door het verdrag gecreëerd werden en identificeert de zwakke punten van het verdrag. Deel II stelt zowel de voor- en nadelen van een ratificatie van het verdrag vast, zoals gezien vanuit het standpunt van een selectie van staten die samen een heterogeen amalgaam van eigendomsrecht stelsels vertegenwoordigen.

Periode

01 oktober 2015 - 30 september 2019